Puppy opvoeden: Zo lukt het vanaf dag één!

Zodra je puppy in zijn nieuwe thuis aankomt, moet hij wennen aan de omgeving en nieuwe prikkels. Veel kersverse hondenbezitters geven hun pup eerst een wenperiode voordat ze met training beginnen. Maar eigenlijk is het tegenovergestelde waar: begin vanaf dag één met de opvoeding, want jonge honden zijn op dit moment nog zeer leerbaar.

Tot de 8e levensweek doorloopt een puppy de zogenaamde inprentingsfase. Dit is een periode waarin hij bijzonder veel indrukken verwerkt. In deze tijd wordt de basis gelegd voor hoe hij de wereld ervaart en hoe hij later reageert op zijn omgeving. Daarom is het belangrijk om een betrouwbare fokker te kiezen die de jonge honden goed socialiseert.

Na de inprentingsfase volgt de socialisatiefase, die tot ongeveer de 20e levensweek duurt. In deze periode leert je puppy de regels in huis, hoe hij omgaat met jou, je gezin, andere mensen en andere honden. Ook hier geldt: jong geleerd is oud gedaan!

De kleine pup leert als eerste zijn naam en moet deze associëren met:”Aha, ze bedoelen mij! Ik moet naar mijn baasje kijken, want er gebeurt iets belangrijks voor mij!”

De omgeving voor de naamtraining moet afleidingsvrij en rustig zijn. Zorg ervoor dat je puppy niet slaperig of net gevoerd is. Kies een moment waarop je puppy je niet actief in de gaten houdt, maar ook niet te veel met iets anders bezig is. Spreek dan duidelijk zijn naam uit. Zodra hij naar je kijkt, wordt hij beloond. Dit kan, maar hoeft geen snack te zijn – puppy’s reageren ook goed op aai-bewegingen of een speelmoment. Herhaal de oefening meerdere keren per dag. Als je twee puppy’s opvoedt, train hen dan altijd afzonderlijk van elkaar.

De zindelijkheidstraining van een pup is een van de eerste opvoedingsmaatregelen überhaupt. Vaak zijn oudere pups al zindelijk wanneer ze bij hun nieuwe eigenaars komen, maar ze kunnen hun blaas nog niet goed controleren en moeten wennen aan de lokale omstandigheden van hun nieuwe thuis. Begin met deze training vanaf de eerste dag.

Belangrijk hierbij: blijf rustig en toon geduld, in plaats van te straffen of te schreeuwen, want dat zal het tegenovergestelde effect hebben.

Jonge honden moeten ongeveer om de twee uur hun behoefte doen. Ga daarom liever kortere, maar frequentere keren met hem naar buiten. Omdat honden niet graag hun slaapplaats of eetplek bevuilen, leren de meesten snel om hun behoefte buitenshuis te doen. En dan geldt: prijzen, prijzen, prijzen! Mocht er toch een ongelukje in huis gebeuren, pak de kleine dan op en breng hem direct naar buiten. Berisp hem hoogstens met een “Uit!”, zonder verdere straf.

Een tip: Ga vlak voor het slapengaan nog een keer met de pup naar buiten. Indien nodig kunnen speciale hondentrainingspads helpen.

Begin bijvoorbeeld met het belangrijke commando „Uit!“ of „Laat het!“. Je kunt hiervoor ook „Nee!“ gebruiken, maar dit woord wordt in het dagelijks leven vaak te veel gebruikt en verliest daardoor zijn effect.

Een voorbeeld: Je pup moet een activiteit, zoals het knabbelen aan voorwerpen, stoppen en overgaan op een andere handeling. Zeg het signaalwoord met een lage stem en trek een dreigend gezicht. Je zult merken dat honden veel gevoeliger reageren op lichaamstaal dan op woorden. Als je pup stopt met knabbelen – aanvankelijk misschien uit verrassing – kijk hem dan vriendelijk aan en prijs hem meteen. Geef hem eventueel een geschikte kauwbot voor pups.

Bij de andere commando’s beloon je je hond zodra hij het juiste gedrag op het signaalwoord vertoont. Als hij toevallig naar je toe komt gewaggeld, zeg dan direct het commando „Kom!“ en beloon hem daarvoor. Gaat je pup voor je zitten, zeg dan meteen „Zit!“ en geef hem een kleine, geschikte beloning die niet dik maakt.